4. De onderzoekscomponent bij stage en afstuderen
Onderzoek neemt een belangrijke plaats in binnen het Hoger Onderwijs. Over de positie en vorm van onderzoek wordt steeds meer consensus bereikt. De onderzoekscomponent binnen de HBO-ICT-opleidingen wordt gepositioneerd en uitgewerkt als praktijkgericht onderzoek. Daarmee wordt bedoeld “het methodisch beantwoorden van vragen, zodat dit leidt tot relevante kennis voor het maken van beroepsproducten.”- (Andriessen, 2014).
Praktijkgericht onderzoek ambieert een directe bijdrage te leveren aan de beroepspraktijk. Een dergelijk traject levert voor het project bruikbare nieuwe kennis op. Dit is anders dan traditioneler academisch onderzoek. Hier worden de probleemstellingen vaak op een hoger abstractieniveau geformuleerd.
Praktijkgericht onderzoek richt zich hiermee op vraagstukken uit de praktijk en de realisatie van beroepsproducten. De relatie met een stage- of afstudeeropdracht ligt daardoor voor de hand. Immers, wij willen professionals opleiden, die in staat zijn op een methodische manier en vanuit een onderzoekende houding, nieuwe, voor de beroepspraktijk, relevante producten te maken en te kunnen verantwoorden.Ons streven is dan ook dat een methodische manier van werken onze studenten zodanig in het bloed zit dat we niet meer spreken over het uitvoeren van een praktijkgericht onderzoek, maar van het hebben van een onderzoekende houding. HBO-waardige stage- en afstudeerprojecten sluiten hierop aan.
Wat betekent dat concreet voor de stage- of afstudeeropdracht?
Wij beschouwen het afstuderen als een live performance waarin de student, via methodisch werk en een onderzoekende houding, een voor de beroepspraktijk relevant resultaat nastreeft, in de vorm van een implementatie, realisatie of advies en dit kan verantwoorden. Het is dus belangrijk dat een afstudeeropdracht een aanleiding bevat voor het doen van praktijkgericht onderzoek ofwel een aanleiding waarop de student zijn of haar onderzoekende houding kan richten.
Concreet betekent dit, dat een afstudeerproject vertrekt vanuit een vraag, kans, uitdaging of probleemstelling uit de praktijk van het stageverlenende bedrijf. Die vraag, of het cluster van samenhangende vragen, heeft een zekere omvang en complexiteit die afstudeerwaardig moet zijn. Die afstudeerwaardigheid wordt ingevuld, geborgd en bewaakt in de eerste drie fases van het afstudeertraject, waarbij de afstudeercoördinator, de student, het bedrijf en de docentbegeleider zijn betrokken.
Allereerst is, nadat de opdracht door het bedrijf is aangemeld via de Fontys website, de afstudeercoördinator aan zet. Behalve of de opdracht van voldoende grootte, complexiteit en niveau is en past bij het opleidingsprofiel van de student, kijkt de afstudeercoördinator ook of de opdracht een aanleiding tot praktijkgericht onderzoek bevat binnen het domein van ICT (en meer specifiek de studierichting van de student) dat binnen de bedrijfscontext uitgevoerd kan worden. Feitelijk bekijkt de afstudeercoördinator of de opdracht in potentie tot een volwaardig afstudeerproject zou kunnen uitgroeien. Daarna is de student aan zet waarbij hij/zij met het bedrijf in gesprek gaat over de gedetailleerde inhoud en definitieve formulering van de opdracht. Dit leidt tot een gespreksformulier, waarin de student in overleg met het bedrijf de opdracht verder uitwerkt. Het gesprekformulier wordt aangeboden aan de afstudeercoördinator, die dit samen met een inhoudelijk deskundige docent beoordeelt en feedback terugkoppelt aan de student. In de meeste gevallen volgt goedkeuring nadat de student in samenspraak met het bedrijf één revisie heeft gemaakt. Daarna kan de student aan de slag en start de oriënterende fase in het afstudeerproject. In die fase wordt de goedgekeurde opdracht in detail uitgewerkt tot een projectplan. Het projectplan wordt gereviewd door de docentbegeleider, en indien nodig ook nog besproken tijdens het eerste bedrijfsbezoek (rond week 4 of 5). Het onderzoek en de onderzoekende houding die de student aanneemt tijdens zijn afstudeerstage beperken zich typisch niet tot één fase maar zullen het hele afstudeertraject omvatten. De afstudeerder is met deze werkwijze vertrouwd gemaakt doordat hij/zij een aantal workshops op het gebied van onderzoek heeft gevolgd. Hierbij hanteren we het onderzoeksframework (Turnhout, et al., 2013)) waarbij de volgende onderzoeksstrategieën worden herkend:
- Werkplaats: Er wordt iets nieuws ontwikkeld (bijvoorbeeld een prototype) om nieuwe wegen te verkennen of een oplossing te valideren.
- Veld: Er wordt informatie opgedaan uit het “veld” rondom het toepassingsdomein. Typisch is dit in het bedrijf waar het onderzoek plaatsvindt. Methoden, die hierbij bijvoorbeeld toegepast kunnen worden zijn interviews en enquêtes.
- Lab: In deze strategie wordt een aspect van de oplossing getoetst. Hierbij gaat het altijd om het meten, zodat er zekerheid is over de juistheid van de gekozen oplossing.
- Showroom: Het doel van deze strategie is het positioneren van de eigen oplossing ten opzichte van andere oplossingen. Een voorbeeld hiervan is de de eigen voorgestelde oplossing te zetten naast bestaande oplossingen zodat een opdrachtgever kan besluiten om door te gaan met de voorgestelde oplossing.
- Bieb: In deze strategie wordt gezocht naar beschikbaar werk (bijvoorbeeld door een literatuuronderzoek) dat als basis kan dienen voor een innovatieve oplossing.